Toen ome Rob 21 jaar oud was, hij was toen echt een enorme reus geworden, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag wil vertellen.
Ome Rob zat in zijn kamer, voor zijn bed, sip naar de klok te kijken. Die tikte maar wat rond. *tik-tak-tik-tak* En als de klok helemaal rond was. (…) begon de klok gewoon weer opnieuw. Dan ging hij gewoon nog een keer het klokje rond. Altijd maar hetzelfde, saaie liedje: *tik-tak-tik-tak*. Maar als ik hier blijf zitten, dacht Ome Rob, dat gaat de tijd nog trager en wordt het liedje van de klok nog slomer. Want de tijd gaat langzaam als het saai is en beresnel als het heel leuk is. Ik moet dus iets heel leuks gaan doen! Dacht Ome Rob. Ik wil zo iets leuks gaan doen, dat de tijd er helemaal van in de war raakt, zei Rob hardop. En hij sprong op van de grond. Hij begon heel en weer te lopen door de kamer. Zal ik gaan sporten met Ome Jos? Of zal ik muziek gaan maken met Appie? Of zal ik naar een eiland met Bob? ¿Ken jij die verhaaltjes nog wel, van Jos, Appie en Bob?
Nee, dacht Ome Rob, terwijl hij nog in zijn pyjama heen en weer liep. Ik ga racen! En ik ga drinken! En ik ga dansen! Met De Drie Boeren...
Op de gang kwam hij Ome Jos tegen. “Hallo broer” zei hij. “Hallo Ome Jos” zei Rob. “Ik heb een kado’tje voor je.” “Ohja? Wat is het dan?” “Het is een boek.” Zei Ome Jos terwijl hij zo enthousiast mogelijk keek. “Ik lees geen boeken” zei Ome Rob. “Maar dit boek is anders, Ome Rob... Dit boek heet Het Schouderophalen.” Ome Rob keek Ome Jos in dezelfde ogen aan. “Dat kan ik toch allang?” Vroeg hij vervolgens. Ome Jos keek naar de grond. “Doei, broertje” zei hij nog. Maar Rob was al weer naar buiten.
Want De Drie Boeren waren snel gekomen, omdat Ome Rob ze over de telefoon het avontuur van hun leven had beloofd. Ze gingen met z’n viertjes in een super snelle racewagen zitten. Nu zouden ze het zo leuk gaan hebben, dat ze de tijd zouden vergeten. En misschien zou de tijd hen ook wel vergeten...
Ome Rob zei: “Zullen we heel donders hard? Da’s monster, jonge!” De Drie Boeren vonden het een puik plan. Ze stonden nog stil voor een hele smalle, maar wel een hele lange weg. Tot Ome Rob het gaspedaal zo ver als mogelijk indrukte. “GroenLinks, GasRechts” zei Ome Rob. De Drie Boeren hadden wel vaker geen idee waar hij het over had. *VroemMm* Ze zoefden over de lange en smalle weg. Alle jongens werden tegen hun stoelen aangedrukt door de wind. Ze kregen tranen in de ogen van de snelheid. Ome Rob riep tegen de wind in: “wie komt mij halen!?” ze gingen harder en harder. *Wéééh! Wéééh!*
Het voorste wiel kwam al een beetje los van de weg, ze stuiterde, maar Ome Rob was helemaal niet bang. “Harder!” riepen De Drie Boeren. En Ome Rob ging harder. Ineens kwam ook het achterwiel een klein stukje van de grond. De klok in het witte kasteel tikte steeds langzamer...
Ome Rob drukte op een geheim knopje onder het stuur, zodat
de vleugels vanonder de deuren tevoorschijn kwamen, met van die hele lompe
straalmotoren eraan vast. Met een andere geheime knop deed Rob ze aan.
*Vroets!* klonk het boven Ede-veen. “Ik wist niet eens dat dit kon, jonge!”
Riep hij uit terwijl zijn wangen helemaal naar achteren waaiden. ¿Kan jij je
wangen ook helemaal naar achteren doen, zodat het lijkt alsof je op een hele
snelle motor zit?
Toen ineens, vanuit het niets *POEF!* waren ze verdwenen. Geen auto meer, alleen maar strak blauwe lucht. Oh nee! Ze zijn weg! Of niet? Nee, daar aan de hemel zag ik nog maar twee boeren aan een parachute hangen. Ze hadden dikke tranen onder hun hangen, want ze konden de andere jongens niet meer vinden. Ome Rob was verdwenen! Ze waren per ongeluk buiten de tijd gekomen. Er waren er nog maar twee over, de andere twee hebben we nooit meer gevonden.
Toen konden ze dus niet meer samen dansen. Niet meer samen drinken. Maar Ome Rob en die Ene Boer: die hebben heel veel plezier, denk ik. Die vliegen misschien wel nog steeds in de auto met vleugels rond. Die vliegen misschien wel voor altijd. Ze worden in ieder geval nooit twee-en-twintig. Je wordt namelijk nooit ouder als je buiten de tijd bent gekomen. Want de klok in het witte kasteel die zo tikt van *tik-tak-tik-tak* die tikt niet meer voor hen. De twee jongens zijn voor altijd jong gebleven.
Toen ik dit hoorde, wilde
ik het heel graag opschrijven en aan je voorlezen. ¿Vind jij het ook niet
jammer dat Ome Rob nu buiten de tijd is?Toen ineens, vanuit het niets *POEF!* waren ze verdwenen. Geen auto meer, alleen maar strak blauwe lucht. Oh nee! Ze zijn weg! Of niet? Nee, daar aan de hemel zag ik nog maar twee boeren aan een parachute hangen. Ze hadden dikke tranen onder hun hangen, want ze konden de andere jongens niet meer vinden. Ome Rob was verdwenen! Ze waren per ongeluk buiten de tijd gekomen. Er waren er nog maar twee over, de andere twee hebben we nooit meer gevonden.
Toen konden ze dus niet meer samen dansen. Niet meer samen drinken. Maar Ome Rob en die Ene Boer: die hebben heel veel plezier, denk ik. Die vliegen misschien wel nog steeds in de auto met vleugels rond. Die vliegen misschien wel voor altijd. Ze worden in ieder geval nooit twee-en-twintig. Je wordt namelijk nooit ouder als je buiten de tijd bent gekomen. Want de klok in het witte kasteel die zo tikt van *tik-tak-tik-tak* die tikt niet meer voor hen. De twee jongens zijn voor altijd jong gebleven.