zaterdag 24 november 2012

Ongeschreven Jongensboek

Ik kan je niet uitleggen wat het is om je kleine broertje te moeten begraven.
Ik kan je wel uitleggen wat broederliefde is.
Dat is een gevoel dat je bij elkaar hoort omdat je samen groot geworden bent en voor dat gevoel maakt het niet uit of één van de twee niet meer fysiek aanwezig is.

Ik kan je niet uitleggen hoe het is om zonder mijn broer te moeten verder leven.
Ik kan je wel uitleggen wat hoop is.
Dat is voor mij een sterk verlangen om ooit in zijn armen te mogen rennen en hem vast te kunnen pakken om nooit meer los te laten.

Ik kan je niet uitleggen hoe we verder moesten gaan om ons leven.
Ik kan je wel uitleggen wat troost is.
Dat zijn de mensen om mij heen, de lading die de blikken draagt, de arm die mijn schouder schraagt, lieve woorden op een wit vel papier.

Sterven, gestorven.
De perfecte vorm en wanneer ze voltooid is.

Men. Ik. Wij.
We staan in een bepaald verband.
Men gaat dood.
Ik moet dat accepteren.
We kunnen dat samen.

Ik kan je niet uitleggen uitleggen hoe het nou allemaal gegaan is.
Ik kan je wel uitleggen wat horror is.
Dat is wanneer alle gebundelde en gecontroleerde smerig-specifieke elementen uit het verhaal van je grootste angst, ineens losgelaten worden in de realiteit, waar geen ontsnappen aan is.

Met één klap is het over.
Begint het.
Niets wordt meer aan zijn geschiedenis bijgeschreven.
Het plotseling einde van een ongeschreven jongensboek.
Schrijven, geschreven.

My Life Be Like (Ooh Aah)


De film raakt al meer gefragmenteerd, het denken in plaatjes is begonnen.

Ik zie die kop kijken, als hij naast de wok zit in Frankrijk; als hij in AJ's auto zit; als hij me op m'n bek wil slaan in Zeeland; als hij onder zijn brommer ligt in onze -altijd te kleine- schuur.
En dan denk ik: hij wist het gewoon.
He knew it all along.

Met van die ogen die zeggen: wat kan het mij schelen?
Van die brutale ogen die je vragend uitdagen: is er nog meer dan, dan alleen dit?
In wat hij steeds deed, wat hij altijd heeft gedaan: als dit het leven is, waarom kijk je me dan zo raar aan?

Dan is het toch logisch dat ik niet ga slapen?
Dan is het toch volmaakt logisch dat ik zo hard mogelijk ga?
Wat snap je er niet aan?

Alsof hij berekende: als ik 7715 dagen te leven heb...
Zevenduizend-zevenhonderd-vijftien...
Dan ga ik toch geen concessies doen? Dan ga ik toch niets nuanceren? Dan ga ik toch niets zo complex maken dat ik er in mijn leven nooit meer achter zit hoe de vork nou uiteindelijk in de steel stak? Als ik 7715 dagen krijg, dan ga ik toch geen vragen stellen. Dan ga ik gewoon! En hard!

Ik zie een plaatje.
Rob in de garage; zijn thuis.
Hij beweegt met zijn hoofd op en neer:
"My life be like 'ooh-aah'!"

dinsdag 6 november 2012

Funeral Blues -Auden

Stop all the clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.

Let aeroplanes circle moaning overhead
Scribbling on the sky the message 'He is Dead'.
Put crepe bows round the white necks of the public doves,
Let the traffic policemen wear black cotton gloves.

He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last forever: I was wrong.

The stars are not wanted now; put out every one,
Pack up the moon and dismantle the sun,
Pour away the ocean and sweep up the wood;
For nothing now can ever come to any good.

zondag 21 oktober 2012

Het avontuur van ome Rob en De Drie Boeren

De keer dat Ome Rob buiten de tijd vloog

Toen ome Rob 21 jaar oud was, hij was toen echt een enorme reus geworden, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag wil vertellen.

Ome Rob zat in zijn kamer, voor zijn bed, sip naar de klok te kijken. Die tikte maar wat rond. *tik-tak-tik-tak* En als de klok helemaal rond was. () begon de klok gewoon weer opnieuw. Dan ging hij gewoon nog een keer het klokje rond. Altijd maar hetzelfde, saaie liedje: *tik-tak-tik-tak*. Maar als ik hier blijf zitten, dacht Ome Rob, dat gaat de tijd nog trager en wordt het liedje van de klok nog slomer. Want de tijd gaat langzaam als het saai is en beresnel als het heel leuk is. Ik moet dus iets heel leuks gaan doen! Dacht Ome Rob. Ik wil zo iets leuks gaan doen, dat de tijd er helemaal van in de war raakt, zei Rob hardop. En hij sprong op van de grond. Hij begon heel en weer te lopen door de kamer. Zal ik gaan sporten met Ome Jos? Of zal ik muziek gaan maken met Appie? Of zal ik naar een eiland met Bob? ¿Ken jij die verhaaltjes nog wel, van Jos, Appie en Bob?
Nee, dacht Ome Rob, terwijl hij nog in zijn pyjama heen en weer liep. Ik ga racen! En ik ga drinken! En ik ga dansen! Met De Drie Boeren...
Op de gang kwam hij Ome Jos tegen. “Hallo broer” zei hij. “Hallo Ome Jos” zei Rob. “Ik heb een kado’tje voor je.” “Ohja? Wat is het dan?” “Het is een boek.” Zei Ome Jos terwijl hij zo enthousiast mogelijk keek. “Ik lees geen boeken” zei Ome Rob. “Maar dit boek is anders, Ome Rob... Dit boek heet Het Schouderophalen.” Ome Rob keek Ome Jos in dezelfde ogen aan. “Dat kan ik toch allang?” Vroeg hij vervolgens. Ome Jos keek naar de grond. “Doei, broertje” zei hij nog. Maar Rob was al weer naar buiten.
Want De Drie Boeren waren snel gekomen, omdat Ome Rob ze over de telefoon het avontuur van hun leven had beloofd. Ze gingen met z’n viertjes in een super snelle racewagen zitten. Nu zouden ze het zo leuk gaan hebben, dat ze de tijd zouden vergeten. En misschien zou de tijd hen ook wel vergeten...
Ome Rob zei: “Zullen we heel donders hard? Da’s monster, jonge!” De Drie Boeren vonden het een puik plan. Ze stonden nog stil voor een hele smalle, maar wel een hele lange weg. Tot Ome Rob het gaspedaal zo ver als mogelijk indrukte. “GroenLinks, GasRechts” zei Ome Rob. De Drie Boeren hadden wel vaker geen idee waar hij het over had. *VroemMm* Ze zoefden over de lange en smalle weg. Alle jongens werden tegen hun stoelen aangedrukt door de wind. Ze kregen tranen in de ogen van de snelheid. Ome Rob riep tegen de wind in: “wie komt mij halen!?” ze gingen harder en harder. *Wéééh! Wéééh!*
Het voorste wiel kwam al een beetje los van de weg, ze stuiterde, maar Ome Rob was helemaal niet bang. “Harder!” riepen De Drie Boeren. En Ome Rob ging harder. Ineens kwam ook het achterwiel een klein stukje van de grond. De klok in het witte kasteel tikte steeds langzamer...


Ome Rob drukte op een geheim knopje onder het stuur, zodat de vleugels vanonder de deuren tevoorschijn kwamen, met van die hele lompe straalmotoren eraan vast. Met een andere geheime knop deed Rob ze aan. *Vroets!* klonk het boven Ede-veen. “Ik wist niet eens dat dit kon, jonge!” Riep hij uit terwijl zijn wangen helemaal naar achteren waaiden. ¿Kan jij je wangen ook helemaal naar achteren doen, zodat het lijkt alsof je op een hele snelle motor zit?
Toen ineens, vanuit het niets *POEF!* waren ze verdwenen. Geen auto meer, alleen maar strak blauwe lucht. Oh nee! Ze zijn weg! Of niet? Nee, daar aan de hemel zag ik nog maar twee boeren aan een parachute hangen. Ze hadden dikke tranen onder hun hangen, want ze konden de andere jongens niet meer vinden. Ome Rob was verdwenen! Ze waren per ongeluk buiten de tijd gekomen. Er waren er nog maar twee over, de andere twee hebben we nooit meer gevonden.
Toen konden ze dus niet meer samen dansen. Niet meer samen drinken. Maar Ome Rob en die Ene Boer: die hebben heel veel plezier, denk ik. Die vliegen misschien wel nog steeds in de auto met vleugels rond. Die vliegen misschien wel voor altijd. Ze worden in ieder geval nooit twee-en-twintig. Je wordt namelijk nooit ouder als je buiten de tijd bent gekomen. Want de klok in het witte kasteel die zo tikt van *tik-tak-tik-tak* die tikt niet meer voor hen. De twee jongens zijn voor altijd jong gebleven.
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en aan je voorlezen. ¿Vind jij het ook niet jammer dat Ome Rob nu buiten de tijd is?

zaterdag 20 oktober 2012

Boek der Rusteloosheid


Jij bent als een gevoel dat zijn eigen object is en geheel toebehoort aan het innerlijk van zichzelf. Je bent altijd het landschap dat ik bijna had gezien, de zoom van het kleed dat ik bijna niet had gezien, verloren in een eeuwig nu voorbij de bocht in de weg. Je profiel is dat je niets bent, en de contouren van je onwerkelijke lichaam laten het halssnoer van de gedachte aan contouren uiteenspringen in losse parels. Je bent al voorbij, je bent al weg, ik heb je al bemind -dat is het wat ik voel als ik jouw nabijheid voel.

Je bezet de tijd tussen mijn gedachten en de ruimte tussen mijn gewaarwordingen. Daarom denk ik je niet en voel ik je niet, maar mijn gedachten zijn ogivaal van het voelen van jou en mijn gevoelens gotisch van het oproepen van jou. Mijn gevoel vormen een kathedraal van pracht en geluk.

Maan van verloren herinneringen boven het zwarte, heldere landschap van mijn onvolmaaktheid die alleen zichzelf begrijpt. Mijn wezen voelt je vaag, alsof het een ceintuur om jouw middel was. Ik buig mij over je witte gelaat in de nachtelijke wateren van mijn rusteloosheid, wetend dat je de maan aan mijn hemel bent. Altijd latent daar.

Hoe graag zou ik de nieuwe blik creëren waarmee ik je zou kunnen zien, de nieuwe gedachten en gevoelens waarmee ik je zou kunnen denken en voelen.

Een vogel cirkelt en lijkt te naderen, maar komt nooit tot hier, rond wat ik over jou zou willen zeggen, maar de inhoud van mijn zingen kan het wezen van de klank van jouw stappen niet nadoen, of het spoor van jouw blikken, of de trieste, lege kleur van de gebaren die je nooit hebt gemaakt.

Kom maar terug, Rob, het is genoeg geweest zo. Het is meer dan genoeg geweest. Het is meer geweest dan te dragen is en daarom besef ik het niet of denk ik klaar te zijn te beseffen. Ik droom slechts en mijn stappen zijn licht. Want de werkelijkheid is te fel en te wreed. Kom maar weer hier, bij mij, Rob. Want ik heb je nu laten zien dat je niet te omschrijven bent. Niet met woorden terug te zetten waar je hoorde. Want woorden zijn een voertuig dat altijd verwijst naar andere woorden zodat het de werkelijkheid van jij niet hier nooit raakt. Ik mis je.

Halfjaartje

Morgen ben je al een halfjaar buiten de tijd, baasje.
Ik had eerst nog hoop dat je terug zou komen, want ik ben het best wel zat, zonder je. Maar je komt niet meer terug hé?
Pas een halfjaar. En misschien nog wel 60 jaar te gaan. Zonder jou.

vrijdag 5 oktober 2012

Interview met Broer


Het was eigenlijk echt een stom moment. Maar achteraf ook wel mooi, ergens. Kijk, het is niet dat ik er geen zin meer in had of zo. Maar dat het nu klaar is, komt me nog niet eens zo slecht uit. Dat is natuurlijk puur vanuit mezelf geredeneerd hé. Ik vond en vind het heel moeilijk om al die mensen te zien die tranen laten om het feit dat ik niet tussen ze rondloop. Maar toch: er is me zoveel bespaard gebleven. De sleur van het eindeloze leven, dat je vooruit stuwt, maar nergens naartoe. Ik ben nu gewoon wat eerder aangekomen, waar ik toch al naartoe op weg was. Ik heb eigenlijk alleen het 'zorgeloze' gedeelte van het leven meegemaakt. Het gedeelte waarvan iedereen achteraf meestal zegt dat het 'het mooiste gedeelte' is.

Over dat moment dus, hé. 'Stom' noemde ik het al even. Kijk, we gingen nog even wat drinken in Tref. Daarna zouden we naar Eindhoven. Ik had er echt enorm zin in. (Nu ik dit vertel valt het me zelf op dat mijn hele spraak en taal is veranderd. Ik ga niet teveel loslaten over deze plaats... Dat is nog een verassing! Het is gewoon... Anders. Ik ga het ook niet vergelijken. Het is namelijk niet te vergelijken. Ik ben dezelfde niet meer. Maar gelukkig is wat ik was bij jullie in goede handen.). Dus. Op een gegeven moment stappen we mijn Rode Waggie in. Veel te klein en onveilig natuurlijk, achteraf. (Dat spijt me trouwens vooral voor Jarco. Kijk, ik zit nu een beetje te chillen met Corné. Wij hebben er geen last van. Voor de achterblijvers is het vooral erg. Mooi om te zien hoe Pim net zo hard als altijd het leven indrinkt.) We rijden op ons dooie gemak richting Veenendaal-De Klomp. Maar toen was Jarco dus zijn mobiel vergeten in Tref. Wij keren om. Natuurlijk rij je dan wat harder. Ik weet ook niet of het echt veel te hard was en of het daarvan kwam. Ik snap trouwens ook niet hoe het kwam dat ik zoveel toeren maakte. (Weetje, die hele levensstijl van mij, 'roekeloos' noemt pa het, die had ik natuurlijk allang af moeten zweren. Misschien heeft dat het hele drama ingeleid. Mijn karakter. Maar jongen, dat zit er gewoon heel diep in. Plus het wordt in stand gehouden door mijn omgeving.) Ik heb echt geen flauw idee hoe ik aan de verkeerde kant van de weg ben beland. Ik was niet aan het bellen. Ik had niet gedronken. En ik ken die weg als de binnenkant van mijn rechterhand.

Maar ja, hoe het ging, ging het. Daar, op die weg. Tussen De Klomp en Ederveen kwamen wij samen aan ons einde. (Corné en ik hadden het er nog even over waar hij eigenlijk is gestorven. En of dat op zaterdag of zondag was. Maar uiteindelijk is het nogal artificieel. Wel mooi dat hij één dag na mij hier uiteindelijk aankwam en één dag voor mij aan de aarde teruggegeven werd.) Dat verzin je natuurlijk van ter vore ook niet. Ik heb die trekker helemaal nooit meer gezien. Misschien in een flits ofzo. Ik keek toen recht in een koplamp ofzo, ik weet niet wat het was. (De klap was waarschijnlijk ook veel te hard voor mijn gehoor, want ik heb echt niets gehoord. Gewoon serene stilte. Een staat van geluidloosheid.) Voor alle hectiek begon dacht ik nog dat we met z'n vieren zouden opklimmen. Maar Pim bleef al snel achter. Die gozer is heel donders sterk. En Jarco ging ook nog een heel stuk mee, maar is uiteindelijk ook afgehaakt. Ik weet nog steeds niet of hij dat zelf wilde of dat het gewoon zo ging. (Maar over mij geen twijfel hoor. Ik heb niet eens de keuze gehad om nog voor het leven te vechten. Toen ik hier aankwam kreeg ik ook het predicaat 'drie-keer-dubbel-op'. Dat krijg je blijkbaar als je in een klap zo reddeloos verloren voor het leven bent. En dat klopt. Mijn hoofd, mijn buik en mijn benen waren er goed aan. Wat dus helemaal niet zo erg was, want ik heb daar niets van gemerkt. Plus ik kreeg een extra brede kist van mijn lieve broer!)

Nu moet je me even goed begrijpen. Ik ben dus op hele jonge leeftijd buiten de tijd getrokken. Dat is natuurlijk heel erg voor iedereen die me nog heel lang mee had willen maken als zoon, broer of vriend. Maar ik heb nu wel echt impact gehad op mensenlevens. Ik heb precies de begrafenis gekregen die ik wilde. Het past ook helemaal niet bij mij om naast andere oudjes weg te teren in een klinisch schoongemaakt en stinkend tehuis. (Ik wil nu echt niet opscheppen, maar ik zie gewoon voordelen in de manier hoe het gegaan is.) Dit, hoe dit allemaal gegaan is, bedoel ik. Dat past gewoon wel bij mij. Wat dat betreft is het voor mij in elk geval helemaal goed.

Corné roept me, we gaan wolkenskiën. Later!

woensdag 3 oktober 2012

Een jongen nog

"Het was eigenlijk nog gewoon mijn jongen", zei mijn moeder terwijl ik naar haar hand greep. Tranen stroomden in slierten over de voorruit maar werden snel weggewist. De halfvolheid van zijn geurtje, de kleren op zijn bed, de shag in zijn binnenzak. Ze getuigen allen tegen heldhaftigheid, tegen berekening en planmatigheid. Ze zijn de stille getuigen van de toevallige komst en het toevallige vertrek van die jongen die we beiden zo lief hebben gehad. Blijkt nu, sinds hij er niet meer is en naast een lege plek nog veel meer onzin achterlaat. Aan flaters, onsamenhangende betogen die nergens op aan stuurden, aan herinneringen aan de Dionysus die hij was. Vooral nu, meer dan ooit tevoren.
Ik laat mijn moeders oude handen los, het regent hard. Een jongen nog. Ik voel de haat voor mijn onmacht opkomen omdat ik de overtuiging koester dat de grens tussen de levenden en de doden niet te slechten is voor een sterfelijke. Dat dit verschrikkelijk is, daar schrijft mijn hart boeken over vol, sinds ze eenzaam zich opsluit en zonder te eten woorden zoekt die niet naar zichzelf verwijzen maar recht doen aan de intense pijn en het verdriet van onze jongen, die hier niet is.
Toch beginnen we met hem te spreken, zonder de illusie van daadwerkelijk contact. "Robbie, waar ben je nou jongen?" Hoor ik mij vragen met een stem die van hem is. "Kom je echt nooit meer terug?" vraagt mijn moeder die het AIDS-beest bezig heeft gezien. Haar stem trilt als een puberaal meisje. "Nee" zegt mijn moeder met een zware stem. "Ik heb het echt heel goed hier." Door mijn donkerblauwe tranen komt een lichtblauwe opgewektheid. De gedachtenhorizon. Een jongen nog.
Ik zwaai de deur open. "Mijn trein gaat om 12 over, ma." Ik zwaai gedag en loop in een zwarte jas het druilerige perron op. Perfect om wat over te schrijven, dacht ik nog. Uit de trein stappen mensen die worden verwisseld met anderen. Maar ze veranderen niets. Sommigen gaan eruit, anderen nemen hun plaats in. Er stapt iemand uit de 90's uit, een jongen nog. Ik stap in. Fluitje.

donderdag 6 september 2012

Ga Maar


Hoogstwaarschijnlijk heb je niets door
Toch fluister ik in je dove oor
Dat ik je vast wil houden
Niet weg wil laten gaan

De ontbinding slaat toe
Ik raak de onbeantwoorde vragen moe
Praten wil ik
Van hart tot hart

Maar die van jou is allang gestopt
Met pompen
Een gevallen reus
Op klompen

En mijn tweelingbroer
Dat natuurlijk ook
Diep geurende lavendel
Is wat ik rook

De geur die jij achterlaat
Is geurige wierook, zonder haat

Berustend, het beste hopende
Het is goed, dat je gaat

Versnipperde Dagen


Dagen versnipperen voor de horizon
Het nut bewijst het tegendeel
Je bent al tijden
Buiten de tijd
Ver achter de zon
Wat over is
Is de eerlijkheid

Ik hou van jou, heel veel

Het Eerlijke Geluid van Steen


Eerlijk klanken
Hout en steen
Gebeuren en lossen op
In de ruimte
Ze verdwijnen
Zijn niet meer te achterhalen

Goudeerlijk
Oneerlijk

Het Wachten


Wie kent het zuchten van de aarde?

Wie begrijpt de vergaande nutteloosheid?

Wie telt de druppels uit de massieve wolken?

Het is goed nieuwsgierigheid te temmen
In bed te blijven tot de avond opnieuw valt

Dan te verdrinken in vragen
Het beste is nog, verwonderd staren

Het beste is nog, geduldig wachten
Tot er genoeg dagen in de tijd zitten

Voor jou
Om ook te gaan

maandag 13 augustus 2012

Altaar

Jij lopen, ik lachen
Jij sluipen, ik rennen
Eens in een leven
Jou en jullie omhelzen
Ik zie het
Ik sta
Jij komt
Hij kijkt

28ste

Het is weer de achtentwintigste
En de tranen blijven stromen
Iets te laat gekomen
Maar net op tijd
Het zwarte land uitgeleid
De zon knalt neer
Het is een mooie dag
Weer

zaterdag 14 juli 2012

Gedichtje voor Rob's diplomering

Kiek em dan turen
Met z'n bakkes in de boeken
Je hoeft hem eindelijk niet meer te zoeken
Er zijn uren

Van wel willen, maar niet meer kunnen
Van er onderuit willen, maar gesnapt worden
Van het de ander nog veel meer gunnen
Waar de kunde getoetst, waar je bent geworden

We zien hem nog zitten
We hoeven hem niet meer te zoeken
Geen gevaarlijke autoritten
Geen treiterende boeken

Het is gedaan, het is klaar
We houden ons hoofd geheven
Het is gezien
Het is niet onopgemerkt gebleven

Gedichtje

So lately I've been wondering
Who will be there to take your place
Now you're gone
You'll need love to light the shadows on your face
If a great wave shall fall and fall upon us all
Then between sand and stone
Could you make it on your own.

And maybe, I'll find out
A way to make it back someday
To watch you, to guide you, through the darkest of your days
If a great wave shall fall and fall upon us all
Then I hope there's someone out there
Who can bring me back to you.

I know now, just quite how
My life and love might still go on
In my heart, in my mind
I'll stay with me for all of time.


(Van Berthine Nijburg)

dinsdag 26 juni 2012

Bedroefd en Goed

Een warm en overwacht verdriet.
Eerbied voor de gewoonste dingen,
neiging om hardop mee te zingen
en dan te huilen om dit lied
Ontstond in mijn verwend gemoed.
Ik voelde me bedroefd en goed.

(Novalis)

donderdag 14 juni 2012

Stilte voor de storm

Trouwe lezer,

Het is al sinds even wat stil op dit blog.
Dat komt omdat ik bezig ben met een bundel.
Gedichten en stukjes die niet digitaal zijn gepubliceerd. 
En met een Techno mix, waarin we het verhaal van de 21ste navertellen.
Dat laatste maken we (groep van 6 muzikanten) voor alle vrienden van De Jongens.
Uiteraard zal het opgedragen worden aan De Jongens -als ik ze even zo mag noemen.

Mocht je nou ofwel een cd willen, ofwel een bundel, dan mag je me altijd mailen.
joshummelen@gmail.com, onderwerp: Denken aan Rob.

We praten thuis overigens vrij veel over hoe lief jullie allemaal zijn; ongelofelijk!
We zijn enorm dankbaar voor zulte trouwe en meelevende schatten om ons heen.
Het woord 'schat' is niet per ongeluk gekozen. Jullie hebben hoge waarde: bedankt!

Liefs,


Broer

zaterdag 9 juni 2012

Brief aan mijn oudste zoon


Het volgende
Komt erna
Wat ervoor was
Dat weet pa
Vandaag teken jij
Dan zijn we
Niet meer wij
Vervolgens komen ze
Geven ze door
Wat ze nooit hebben gehoord

Waking Up

He woke in the morning
He knew that his life has passed him by
He code out a warning
Don't ever let life pass you by

(Geïnspireerd door Incubus)

Blik Op De Weg

Beste,

Wat afschuwelijk dat je broertje is omgekomen bij een verkeersongeval met een trekker.
Wij hebben inderdaad aandacht besteed aan het verkeerd inschatten van de verlichting van landbouwvoertuigen.
De aflevering is hier te zien. Het item begint op 22:32.
 Wij wensen jou en jouw familie heel veel sterkte met het verlies van je broer Rob.

Met vriendelijke groet,

Team Blik op de Weg®

maandag 4 juni 2012

Strangeland

Tomorrow in the light
I meet you again
Like nothing ever happened
Like time stood still

Tomorrow in the light
I meet you again
In a country called Strangeland
Where blood and tears run dry

Tomorrow in the light
When you'll be in sight
We've made it through
And I've come back to you

Jarig


Mijn verjaardag
Wat te vieren?
Dat ik weer verder mag
Na hevige verliezen?

Want ik verloor een broer
Maar ook een maat
Geen verkleinwoorden
Want hij stond paraat

Het leven vieren komt veel te vroeg
Op hem drinken in de kroeg
Op hem klinken in het ouderlijk huis
Dat gaat niet, dat rijmt niet.

Niet mijn geweten
Noch mijn gevoel
Daar lag hij dan
Levenloos en koel

Zonder hem verder moeten
Klinkt als een straf
Pippie Langkous zonder sproeten
Gezonken Meerkoeten
Maar niet verder gaan
Is ronduit laf

Daarom blijf ik schrijven
Zum Bittere Ende
En blijf ik trots
Dat ik hem kende

Leave out all the rest

After my dreaming
I woke with this fear
Where am I going
When I'm done here

I'm strong on the surface
Not all the way through
I've never been perfect
But neither have you

I won't resend you
Cause when I'm feeling empty
I keep you in my memory
And leave out all the rest

Don't be afraid
We've taken care of you
The shit that you've made

I've never been perfect
But neither have you
I keep you in my memory
And leave out all the rest


(Geïnspireerd door Linkin Park op 1 juni te Rock am Ring)

donderdag 31 mei 2012

Briefje gevonden

Ik vond nog wat briefjes die ik had geschreven toen hij zo depressief was.
Op 1 stond:

"Het is beter op te branden, dan nooit een kaars te zijn geweest."

En later zag ik er nog één:

"En Rob, jij bent niet depressief, de rest van de wereld is gewoon overdreven vrolijk."

En een hele brief, waar ik eind januari alles in geschreven had wat ik hem nu opnieuw zou willen zeggen...

Rob en Cortie


Ned-Deck




Kleuren en smaken

Lompe dood, laffe dood
Met je schouders ontbloot
En het schaamrood op de kaken
Je twijfelde niet
Je moest hem raken
Er zijn kleuren
Er zijn smaken
Het paars van ongeloof
De nasmaak van ontrouw
De verlossing bleef niet doof
Toch weer het rood
Het intens diepe rood
Van ik hou van jou

Afval

Verklonken, ontsproten

Gegroeid, gespoten

Verkloot, verdoofd

Doorgronden, onthoofd

Herpakken, geknepen

De stilte verbreekt het ritme

Herpakken, doorzakken

Gehuild, gemist

Als je dat eens wist

Loslaten, doorpakken

Afval en pedaalemmerzakken

maandag 28 mei 2012

Vriendschapsbandje


Zwart bandje, ijzeren sluiting
Twee slierten verweven
Yosemite en Suriname
Vier handen in het haar

Zwart bandje, ijzeren sluiting
Met het surfen verdwenen
Een gele plank en een witte zwembroek
Een hand nog aan de giek

Zwart bandje, ijzeren sluiting
We trokken ons eigen plan
Het ketelknaapje en het vuur
Geen hand die jou nog vasthouden kan


Best Man


zaterdag 26 mei 2012

De Week Van...


Voor de website van mijn faculteitsvereniging heb ik een stuk geschreven onder de titel 'De Week Van...'                                                                   
Zaterdag:
Zaterdag kwam Jappie me een mooi Cd'tje brengen. Een CD met sneue muziek, maar ook ‘Keep Your Head Up’. Typerend eigenlijk voor de afgelopen week: Wel behoorlijk sentimenteel, wederom. Maar wel afgewisseld met SGS-activiteiten, die me lieten lachen.
Jap en ik gingen vervolgens naar de BBQ van ‘mister SGS’ in Kanaleneiland. Zonnetje, aan het water, niks aan het handje. Des avonds vertrok ik met Wouter naar de Stadsschouwburg om de legendarische cultheld Herman van Veen te zien shinen. Hij zong: “wie heeft de zon uit jouw gezicht gehaald? Wie heeft je rooie wangen bleek gemaakt? Wie joeg de dromen uit je hoofd?” Hardop janken in een schouwburg, try before you die.

Zondag:
Tijdens het concert kwam ik op allerlei creatieve ideeën die direct uitgevoerd dienden te worden. De rustdag heb ik aangegrepen om veel te schrijven, op een picknickbank aan het Amsterdamrijnkanaal. Later op de dag naar de studio van Raffa en daarna weer verder schrijven. Dat helpt me soms erg om het allemaal op afstand te houden. Maar soms lees ik –nota bene- mijn eigen stukjes na en dan schieten de tranen in mijn ogen. Ik hield zoveel van die verrekte trekvogel en toch nog veel te weinig. “Wie heeft er net als ik, jou te weinig lief gehad?”

Maandag:
Na een gruwelijke nachtmerrie op maandagmorgen wakker worden om college te lopen, is zwaar uit de mode, maar ook daar hebben wij niets over te zeggen. Drie keer knipperen en mezelf toespreken: “je niet bang laten maken, Hummel.” En maar weer door. De SGS-kamer biedt soelaas. Beetje hangen, krantje erbij, kijken of ik nog voor wat oproer kan zorgen en maar weer door.
Om kwart over zeven kwam ik de gevreesde staalboer Dick ten Ham tegen, voor de sportschool waar Rob altijd los ging. Dick is echt dierlijk sterk en trok mij mee in zijn masculiene enthousiasme. Tussendoor vertellen we elkaar mooie verhalen over Rob. Na een aansluitend potje squash gingen we op huize aan. Dick kwam nog even mee naar mijn ouderlijk huis, waar hij al snel geconfisqueerd werd door mijn moeke, die de vrienden van Rob wel op zou willen eten. Dick verteld hoe ze een drugskoerier uit Ederveen verjoegen. Ik vertel hoe Rob wel eens aan die bewuste tafel kwam zitten en dat hij dan ineens een kip of een eend onder zijn arm had, die doodsbang keek… Rob veel minder: Rob was nooit ergens bang voor. “Wie heeft dit onbevangen kind vermoord?”     

Dinsdag:
In mijn ouderlijk huis wakker geworden op de plek waar eerst ons stapelbed stond. We hadden dan hele vage spelletjes, waarvan alleen wij de regels wisten. Ik was dan het Jachtluipaard en hij een Aap. Wat voor een aap wist hij niet, gewoon een aap. “Wie heeft het lachen in jouw keel gesmoord?” Direct KPN bellen, hoe zit dat nou met dat abonnement van hem? Daarna toch maar eens naar zijn graf. Maar niet alleen, dus ik bel een jeugdvriend. Hij wel mee. We lopen langs de graven. Uit ’42; uit ’35; uit ’37… “Hé, Men, uit ’51.” Zeg ik. “Moet je nagaan, die is dan nog relatief jong gestorven.” Zegt Menne terecht. “Mijn broertje komt uit ’91. Die kwam net kijken.” We staan voor de graven van Cortie en Rob. Warme zon, mooie plek. Ik zie in gedachten al die mensen om Rob en ons als gezin heen staan.  Wij staan onder een boompje, naast een berg zand. Zijn vrienden vormen de erewacht, links van ons. Iedereen mocht langs om wat graan in het graf te gooien. De betekenis daarvan begrijp ik nog steeds eigenlijk niet. Van Arno kreeg hij nog karbiet mee, een mooie geste. “Wie trapte je speelgoed stuk?”
S ’avonds iets heel anders. Ik ga met SGS mee wildkamperen. Ik fiets naar het Langeveld en produceer mijn beste pauw-geluiden. Het leven moet weer leuk zijn: dus ik sla een doos kapot; ik sproei water over iedereen heen; ik ga met Isabel vechten (verloren, trouwens); ik pluk aan Arjun’s baard (fijn moment); ik zet Ruben in z’n hemd (komt ie wel overheen) en ik maak Joos belachelijk omdat ze net doet alsof ze dingen kan organiseren. En ik kom overal mee weg. Wildcamperen op een plek, ergens in de bossen van Zeist met een stuk of 15 prachtige studenten is gewoonweg awesome.

Woensdag:
Maar wakker worden, daarentegen: MOEILIJK! Alles was helemaal stijf, waarschijnlijk nog van het sporten met ‘Dick het Beest’. Het lactaatgehalte was in enen vervierenveertigvoudigd –zoals dat dan heet. Maar de fietstocht van de kampeerplek naar het college Methoden en Statistiek 3 (voel je opnieuw de tegenstelling?) was echt fijn. Na een positief afgerond functioneringsgesprek belde ik Pim. Pim zat schuin achter mijn broertje in de auto toen het ongeluk gebeurde. Hij is er het beste van af gekomen. Daarom verblijft hij op de Hoogstraat. Hij laat met trots zijn litteken zien met als ondertitel dat hij op deze manier geen tattoo nodig heeft om zijn drie beste maatjes te blijven herinneren. “Vanmorgen hebben ze het metaal uit mijn bek gesloopt, zonder verdoving. Je zegt het wel als het teveel pijn doet hé? Ik had de tranen in mijn ogen staan en een bek vol bloed, maar ik zeg mooi niks. Ik begon gewoon te lachen.” Pim is een ongelofelijke held die langzaam aan de klappen opvangt die hij heeft gemist toen hij onder de morfine in het ziekenhuis lag. Die gast, in de kracht van zijn leven. Een pin van schouder tot elle boog en van heup naar knie. “Wie boog jouw rechte rug?”
Toen ik s’nachts probeerde te slapen kwam de realiteit opnieuw angstaanjagend dichtbij. Ik bedacht me ook dat ik volgende week 24 word. Heb ik niks aan gedaan, ja, een beetje gegeten wat voorhanden was en als ik erg moe was, dan ging ik slapen. Maar ik heb niet bewust gekozen voor het leven. Het gebeurd mij gewoon, en ook dit jaar is het weer geprolongeerd. Geheel onterecht verlaat het leven sommigen ook, met dezelfde stompzinnigheid. Ik vroeg mij die nacht af of die onvrije manier van leven te vieren is. De tranen sprongen in mijn ogen toen ik me afvroeg of een jonge jongen die zijn evenbeeld langzaam met touwen in een gat moet neerlaten te feliciteren is. Waarmee is een studentje te feliciteren als hij nog de blaren op zijn handen heeft van het dichtscheppen van het metersdiepe gat waar zijn broertje nu zo stil in ligt? Ik heb geen idee, laat 1 juni maar net zo stil voorbij gaan als het leven geniepig door kabbelt. Ik krijg een nieuwe dag, zomaar. Rob kreeg helemaal geen dag meer. Ik zit straks op 8760 geleefde dagen, terwijl mijn lieve Rob op 7709 is blijven steken. Zo oneerlijk. Waarom ik? Waarom hij?

Donderdag:
S’morgens sta ik na een nieuwe nachtmerrie op met zin om te schrijven. Nog meer? Ja, nog meer. Ik ben ook niet van plan ooit te stoppen. Ik had een foto meegenomen naar het Wilhelminapark. Ik zie daar Rob en mij opstaan, plukkend aan de haren van onze zus, met onze zwembroeken van het surfen nog aan. Om onze gebruinde armen dragen we beide een zwart bandje. We noemden dat toen ons ‘vriendschapsbandje’. Anders ernstig gay, nu troostend.

“Zwart bandje, ijzeren sluiting
Twee slierten verweven
Yosemite en Suriname
Vier handen in het haar

Zwart bandje, ijzeren sluiting
Met het surfen verdwenen
Een gele plank en een witte zwembroek
Een hand nog aan de giek

Zwart bandje, ijzeren sluiting
We trokken ons eigen plan
Het ketelknaapje en het vuur
Geen hand die jou nog vasthouden kan”

Genoeg geschreven, klaar, over. Boek dicht. Doorfietsen naar een psychologe. Ik had wat concrete vragen over een aantal schier pathologische zaken. Ik zei al tegen Frida dat ik haar het leven goed zuur heb gemaakt. De tranen rolden van mijn wangen toen ik –nota bene- een eigen gedichtje voorlas, in de stoel bij de psycholoog.

“(…)
En ik schreeuw je naam
Rob, Rob, Robbie!
Je naam over de velden
De eindeloze velden
Ik wil je kleren dragen
Ik wil je initialen op mijn hart
Ik wil je geurtje op
Ik wil je kruis dragen
Ik wil jou zijn

(…) Maar alles wat ik wil
Is te laat”

Na twee uur stond ik buiten. Dat ook weer gehad. En door maar weer. Vanmiddag lasergamen. En nog die blind date. Eerst maar eens lunchen op de gezelligheidskamer. Vanuit daar fietsten we naar de Biltstraat. Achteraf gezien was het wel mooi dat je op zulke momenten alleen maar denkt aan het spel en niet aan het waarom en aan het wie achter het sterven van mijn enige broertje. Het mooiste moment van het lasergamen was toen ik in de 2e ronde een plek had gevonden, van waaruit ik goed kon manoeuvreren, maar nooit in de rug geschoten kon worden. Ik schoot vanuit de heup (wel zo stoer) een paar van ‘team groen’ aan gort, zodat mijn pak me vertelde ‘well done’. Ik voelde me groeien, terwijl het zweet in het rode zwaailicht van mijn bovenarmen afdroop. Maar net als ik daarnaar keek, begon mijn pak alweer te vertellen ‘hit! Don’t give up!” Ik heb de jongen nooit gezien, maar achteraf bleek op het scoreformulier dat Niek mij dertien keer onheus had bejegend.

S ’middags eindeloos bazen in het zonnetje op het terras en daarna met ‘de jongens en Fritzl’ pasta gegeten op Mariaplaats. Daarna snel de fiets naar huis gepakt. Want op een date moet je natuurlijk niet autistisch op tijd komen, maar ook weer niet lafjes te laat. Het was eigenlijk compleet idioot. Ik kom Eigen Schuld binnen, geef een mooi meisje een hand, geef Willemijn van de redactie een kus en word alweer apart genomen om mijn eerste indrukken over te dragen. Toen Willemijn mijn kletsverhaal had opgeschreven moest ik even wachten bij de bar. Maar ik was niet alleen, er was een Brandje voor me, een trouwe vriend die we nog wel kennen van Die Männer Im Maastricht. Goed moment om weer wat te schrijven.   

“Het zonnetje, de maan
Te vroeg gegaan
Maar je komt steeds weer terug
En ik laat je steeds weer gaan”

Vrijdag:
Deze dag had ik mij voorgenomen maar eens wat aan statistiek te doen. Maar ik bleef hangen bij het produceren van foto-albums via de Hema en het branden van Cd'tjes voor moeke. Vanmiddag de ‘reünie’ van de uitwisseling met Istanbul! De film van Doran was hilarisch en het liggen in het park was fijntjes. Natasha Koper is ook zo’n mooi mens. Ze beleefd alles als een kleuter, zo enthousiast. Met wangen als tennisballen zo groot, krijst ze, terwijl ze haar armen ten hemel strekt: “Ik ga morgen naar Texel!” S ’avonds kwam mijn broer met mij langs het Amsterdamrijnkanaal lopen. We hadden over de ongecompliceerdheid van Rob toen hij me ineens vroeg:
“Wil jij mijn best man zijn?”
“Ja! Maar… Alle broers zijn dat toch?”
“Nee, er is een soort groepje, waarin AJ, AP en Ryan zitten. Maar jij bent daarin echt de best man.”
“Wow! Maar waarom ik? Zou Rob het anders zijn?”
“Ja, klopt.”
“En is het dan een symbolische taak, of moet ik ook echt wat doen?”
“Het is symbolisch en je mag ons bij de les houden.”
“Maar waarom Rob dan?”
“Nou, gewoon… Mijn jongste broertje…”
“En dat ben ik nu!”

Op het moment van schrijven zit Natasha waarschijnlijk naast de mooie Friezin Catharina in de 2e klas; Doran is zijn haren vast aan het kammen voor hun komst; Wouter maakt zich in de kamer naast mij klaar voor de housewarming van vanavond; Niek zit vast na te genieten en te bedenken hoe hij de volgende keer Ouren zal gaan slachten; Fritzl zit, denk ik, nu in een hoekje te genieten van haar kaartjes voor de Olympische Spelen; Frida is nog steeds aan het twijfelen of ze vanavond langskomt; Pim is danspasjes aan het doen in een bad, zodat hij weer leert lopen; ‘Dick het Beest’ is bezig bij te beunen bij z’n pa; Menne heeft weer een nieuw afstudeerdagje ingelast; Arjun laat zijn baard staan, want hij hoeft toch niet te werken; Arno bereid zijn trouwerij voor; Jappie zit in de polder te janken van gemis en Rob ligt naast Cortie. Verder niks.

woensdag 23 mei 2012

De grote verhalen van Aap


Het was typisch zo'n dag dat er niets aan de hand was. Het Jachtluipaard had goed gegeten en voelde zich kiplekker. De Aap voelde zich die dag "zo taai als een stuk stront", zoals hij dat zelfs poëtisch omschreef. Ze lagen te badderen in een uitloper van de grote rivier. "Later wil ik kleine welpen leren om te jagen", zei het Luipaard. "O" zei Aap, terwijl Luipaard doorhad dat zijn kop er niet naar stond. "Das mooi." zei hij nog, terwijl hij zijn vacht systematisch afzocht naar lekkernijen. Na een was rare stilte zei Aap ineens "ik word heel niet oud." Luipaard wist wel dat Aap geen reden had om dat te zeggen. Dus er was ook geen manier om het uit zijn kop te praten. Het was stil in het grote bos, behalve een verwarde Duif, die het nodig vond om een lokroep te plaatsen. Zowel Aap als Luipaard voelde er niets voor.

"Doordeweeks", zei Aap, "dan werk ik me kapot." Het Luipaard had geen idee wat 'doordeweeks', of 'werken' betekende... Maar hij wist wel dat primaten er bijzondere hobby's op nu konden houden. "En in het weekend dan zuip ik me kapot" ging Aap verder. Luipaard dacht heel diep na. Maar zelfs in het diepste van zijn eigenste binnenste ik kon hij er niet achter komen wat een 'weekend' was, of wat 'zuipen' moest voorstellen. Voor Luipaard kon antwoorden, ging Aap alweer door. "Dat is toch geen zak aan?" Luipaard zei snel "nee!" Want hij dacht dat Aap er wel verstand van zou hebben.

"En dan later krijg je een vrouwtje en een paar van die kinderen..." Het Luipaard werd helemaal enthousiast. Hij wist weer waar het over ging. Hij moest denken aan zijn lieve vrouwtje en zijn eigen kleine welpen. "Daar is toch geen zak aan?" Aap vroeg het, maar wist ook het antwoord al. Dat was een sterke tegenvaller, want Luipaard dacht eindelijk mee te kunnen praten. Maar zo kon Luipaard wel meedenken over een oplossing, alhoewel hij wel wist dat hem dat niet gevraagd was. Maar Aap ging door met het gesprek tegen zichzelf. "Je moet gewoon meer schijt hebben." Nu was Luipaard het spoor definitief bijster. Hij keek hem aan in zijn mooie ogen en gaf een flauw lachje. Luipaard had geen idee wat die zin precies moest betekenen. Er zette een koude stroom op in de rivier. Luipaard snapte het ineens allemaal. Maar echt begrijpen, dat deed hij nog niet. Een Reiger tuurde in het zacht stromende water.

---Einde---


Qua stijl slaat dit verhaaltje natuurlijk elke plank mis. Als je een kinderverhaaltje verteld, doe het dan zonder citaten van Rob. Maar ik herinner me dit gesprek in het zwembad van Tesqua nog heel goed. Zo op het einde van zijn depressie. Ik wilde er iets mee... Ik begrijp Rob zijn levensfilosofie misschien nog niet zo goed. Maar voor hem werkte het blijkbaar zo. Ik laat bij deze open voor u, wat hij er precies mee bedoelde...

dinsdag 22 mei 2012

Aap op reis



De blauwe regen danste in slierten langs de pergola van het Jachtluipaard. Er klonk geklop op de lage massief eikenhouten deur. Het Luipaard deed met een trage beweging open voor de Aap. “Ik ga op reis”, zei de bezoeker. “O, jee…” verzuchtte het Luipaard, die die ochtend nog geen moment gewacht had op weer een slecht idee van zijn beste maatje. “Ja, echt.” Zei de aap enthousiast. “Ik begin bij je ogen, dan ga ik naar je hersenen en dan daal ik alleen nog maar af.” Luipaard vond het een vies idee. Daarom trok hij er ook zo’n gezicht bij. Maar als Aap eenmaal iets in zijn hoofd had… Dan moest Luipaard het ook. “Het doet wel even pijn…” Zei Aap, terwijl hij een aanloop nam.

Luipaard keek een beetje angstig, terwijl Aap met een grote hink, een stap en een sprong op hem afkwam. “Wacht!” Schreeuwde Luipaard angstig. Aap remde en kon nog net op tijd voorkomen dat hij af had gezet en in de lucht niet meer terug kon. “Ik wil eerst weten wanneer je weer terugkomt.” Aap keek Luipaard aan alsof er nog nooit een dommere vraag gesteld was in de geschiedenis van het Bos. “Ik kom niet meer terug, aapje.” Zei Aap. Hij nam wat passen naar achteren en wilde nu echt op reis gaan, te beginnen met een sprong in het oog van Luipaard. 

“Wacht!” Schreeuwde Luipaard, die niet kon blijven kijken. “Waar ga je dan heen?” vroeg hij pardoes. Aap trok een wenkbrauw omhoog, terwijl de andere zo laag mogelijk naar beneden hing, van daaronder keek Aap Luipaard indringend aan. “Ik ga naar je hart.” Zei hij losjes, alsof het de normaalste zaak van de wereld betrof. “Nou, goeie reis dan!” Aap ging weer in startpositie en kwam wederom met een noodvaart op Luipaard af.

Aap sprong als een snelle slingeraap recht in het linkeroog van Luipaard. “Auw!” klonk het door het bos. Hij voelde hoe Aap moeite had om in het donker de weg te vinden. Toen hij langs de afdeling herinneringen kwam, moest Luipaard even huilen. Maar misschien was het al de afdeling emoties. Daarna voelde het Jachtluipaard een poosje niets meer. Totdat Aap het deurtje van zijn hart gevonden had. Luipaard kreeg een vreemd tevreden gevoel. “Wat een gekke dag”, zei hij tegen zichzelf. Nu ga ik slapen, dacht hij, want morgen is er weer een nieuwe dag. Hij ging in de deuropening languit op zijn rug liggen. “Weltrusten, Aap.” Zei hij. Maar er kwam geen antwoord. Aap sliep al, moe van de lange reis. De blauwe regen versierde de tuin en in de verte klonk er getik van een vogel die haar nestje wilde maken.