zaterdag 19 mei 2012

Flauw zonnetje


Het Jachtluipaard lag op zijn rug in een waterig ochtendzonnetje te brabbelen tegen zijn Aapje, die maar nauwelijks luisterde. Aap was zo uitgeput van het dansen op het grote bosfeest dat hij naast het Luipaard was gaan liggen, op het mos. “Maar wat nou,” zei Luipaard op dezelfde slaapverwekkende toon, “als wij afgelopen zijn.” In de stilte tilde Aap zijn hoofd op, om het te laten zakken op de buik van het Luipaard. Hij vroeg “nou, wat dan?” Luipaard ging overeind zitten, met Aap nog op zijn schoot. “Dat wij ineens, net als dit feest, afgelopen zijn.” Hij keek slim en een beetje angstig naar de plek waar het feest was geweest, maar waar de restjes weinig vreugde uitstraalden.

Aap ging nu ook rechtzitten,  om vervolgens te gaan staan en keek naar beneden, waar Luipaard -nog beduusd van zijn eigen vraag- op het vochtige mos zat. “Zullen we dan maar alvast afscheid nemen?” zei Aap, terwijl hij wist dat er niets aan de hand was. “Maar niet zo treurig.” Hij hield zijn hoofd scheef en keek Luipaard onderzoekend aan. “Ja, laten we elkaar alvast een goede reis en een behouden vaart wensen, voor als we straks afgelopen zijn.” Luipaard gebruikte nu al zijn poten om er zo groot mogelijk uit te zien. “Straks?” vroeg hij plotseling. Aap vond het een domme vraag. “Ja, voor straks. Of voor over heel lang. Dat weet natuurlijk niemand.” Luipaard reikte een poot aan.
“Nou, doei hé!” zei Luipaard. “Doei!” zei Aap terug. Toen gingen ze weer liggen in het flauwe zonnetje. Ze wisten nog van niets.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten